De Oud-strijders

This post is also available in: Engels

Frans Hermans (Geboren op 10-3-1920 te Rimburg. Overleden op 24-8-1986. Gehuwd met Paula Diederen.)

Frans Hermans was als dienstplichtig soldaat gelegerd bij het 2e regiment van de luchtdoelartillerie te Alkmaar. In de bloembollenvelden van Lisse en Hillegom stond het afweergeschut waarmee Frans op overvliegende Duitse jagers heeft geschoten. Dit heeft echter maar kort geduurd. Enkele dagen na 15 mei is Frans via Den Bosch naar huis teruggekeerd. Voor hem was de oorlog afgelopen.

Frans Hermans 1e rij links

Leon Hermans (Geboren op 5-1-1916 te Rimburg. Gehuwd met Corrie Wetzels)

Leo Hermans heeft in 1936 als soldaat gediend bij de infanterie. Hij was toen gelegerd in de Tapijnkazerne te Maastricht. Op 10 mei 1940 lag hij met zijn onderdeel in Elsendorp bij Gemert in de Peel. Lei kwam op 30 mei 1940 na veel omzwervingen en belevenissen in Rimburg terug.

Rimburg – Duinkerken – Rimburg.

Leo Hermans was in het Brabantse dorpje Elsendorp bij Gemert gelegerd toen de Duitsers op 10 mei 1940 ons land binnenvielen en de Brabantse hemel verlichten om bij het schijnsel van lichtkogels de kazematten te bombarderen. Om niet ingesloten te raken werd het bevel gegeven om terug te trekken tot achter de Zuid-Willemsvaart. Het Nederlandse leger wist in die dagen van geen ophouden en het terugtrekken duurde tot in Breskens! Het was prachtig weer en men besloot de overtocht naar Vlissingen te maken, om van daaruit in te schepen naar Engeland om de Engelse legermacht te gaan versterken. Gezeten bovenop een vrachtwagen, met nog één hele mitrailleur als gemeenschappelijk wapenbezit, werd Leo’s onderdeel aangevallen door twee Duitse jagers, die plotseling vanuit het felle zonlicht aan de einder verschenen. Leo schoot de mitrailleur helemaal leeg, maar de Duitsers ontkwamen ongedeerd. Later scheepte Leo samen met 1800 lotgenoten in in Vlissingen. ’s Nachts werd langs de Belgische kust richting Duinkerken gevaren, om van daaruit de overtocht naar Engeland te maken. Zover zijn zij echter niet gekomen. Plotseling hoorden zij een flinke klap en daarna nog een. ”Slaap maar door,” werd er gezegd, “dat is het afweergeschut.” Toen de soldaten de volgende morgen wakker werden bleken er echter twee bommen te zijn ingeslagen in het andere compartiment van het schip. Er waren daar zo’n zeven- à achthonderd doden gevallen. Via een touw verlieten Leo Hermens en de uit Nieuwenhagen afkomstige Nol Lutgens het 18 meter hoge schip. Op het strand kwamen zij hun reeds eerder gevluchte kameraden tegen. Leo en Nol hadden als plichtsgetrouwe soldaten het bevel: ”Slaap maar door” goed opgevolgd, hetgeen van de anderen niet gezegd kon worden. Er werden vrijwilligers gevraagd, die naar het schip zouden terugkeren om de gewonden te helpen. Ook Leo was van de partij. Tot op de dag van vandaag staat het beeld van de soldaat, die bij het bombardement een been had verloren en in Leo’s armen gestorven is, Leo haarscherp voor de geest.

De burgemeester van een Frans dorpje, vlak achter Duinkerken, kwam tijdens het evacueren van de gewonden een kijkje nemen. Hij beloofde voor de slachtoffers te zorgen en de soldaten konden vertrekken. Het zat hen wederom niet mee. Nu kwamen zij ’s nacht precies tussen de twee fronten van Duitsers en Fransen terecht. Twee dagen en nachten lagen zij in een greppel, luisterend naar de kogels die om hun oren vlogen. “Als de nood het hoogst is, is de redding nabij.” Deze stichtelijke woorden werden in die dagen door de aalmoezenier gesproken. En warempel, hij had gelijk. De Fransen trokken zich terug. De Duitsers kwamen naderbij en met behulp van een witte vlag hebben zo’n achthonderd overgebleven Nederlandse soldaten zich overgegeven aan. ….. twee Duitse soldaten. Bij de terugtocht werd de groep beschoten door Franse soldaten. Weer viel een groot aantal doden. Tijdens deze tocht liep Leo op zoek naar voedsel dwars door een villa, waarin twee Duitsers zonder hoofd aan een tafel zaten. Een beeld, dat hij zijn hele leven niet zal vergeten.

Ook de verdere terugtocht liep niet over rozen, want even later vond er boven hun hoofden een luchtgevecht plaats tussen Duitsers en Fransen. Leo en Nol zochten dekking, en net toen ze achter een boom lagen zagen ze, hoe een vliegtuig brandend naar beneden kwam en als einddoel de boom naast de hunne uitgekozen had. De ‘landing’ ging gepaard met een enorme klap en een rookontwikkeling van jewelste. Terwijl Leo en Nol zichzelf feliciteren met het duizendste geluk dat zij gehad hadden, dook uit de rookwolken iemand op die de getroffen boom als bescherming had uitgekozen. Tot stomme verbazing van Leo en Nol was alleen de baard van de man verbrand. De georganiseerde terugtocht in gevangenschap werd voortgezet. In Doulon werd de hele meute bijeengedreven op het marktplein en de lange nacht werd zittend in de stromende regen doorgebracht. ’s Morgens kregen de totaal verkleumde soldaten te horen dat ze op eigen gelegenheid naar huis mochten. Ene sergeant Vrouwenraets had nog de euvele moed om te vragen of er geen auto was om hen naar huis te brengen, maar hij kreeg een grote bek: “Unsere Soldaten müssen auch zu Fuss”. Dagenlang waren de Nederlanders onderweg zonder dat ze iets te eten kregen. Totdat ze op zekere dag door een franstalig dorpje kwamen, waar ze van de plaatselijke bevolking eten en drinken kregen.

Zelfs een fles wijn was erbij. Ook Leo dronk enige teugen, maar die werden hem noodlottig. Het gevolg was namelijk dat Leo geregeld de berm van de weg moest opzoeken. Daardoor kreeg hij een flinke achterstand op zijn lotgenoten, die intussen verder trokken. Toen hij weer eens gehurkt langs de weg zat, kwamen twee Duitsers de berg af, die Leo nog beklimmen moest en die al door de rest van zijn groep bedwongen was. “Was machen Sie denn da?” Leo ging een halve meter opzij, om aldus aan te tonen wat er gaande was. Uit het gesprek dat zich toen ontspon, bleek dat één van de twee Duitsers uit Sittard afkomstig was. Van hem kreeg Leo sigaretten en voedsel. Een gelukje bij een ongelukje. Boven op de berg stond een vrachtwagen, die de Nederlanders meenam naar Mons. Leo zat vier uur lang met opgetrokken knieën achter in de vrachtwagen. In Mons aangekomen sprong hij totaal verstijfd van de truck en viel pardoes op zijn gezicht. In de kazerne van Mons werd hij weer opgeknapt. De volgende dag vertrok hij met een colonne naar Maastricht. Daar gooide de bevolking allerlei lekkere dingen, zoals sigaretten en chocolade op de wagen. De Maastrichtenaren dachten dat de soldaten op transport naar Duitsland waren. Bij het centraal station werden Leo en zijn maten vrijgelaten. Daar belde sergeant Vrouwenraets naar Heerlen, waar zijn ouders een taxi-bedrijf hadden. Spoedig daarna werden zij met twee busjes opgehaald. Vanuit Heerlen moest nu nog het laatste deel van de thuisreis aanvaard worden. In de Saroleastraat kwam Leo Miets Stegers tegen, die hem een fiets bezorgde. Korte tijd later reed hij Rimburg binnen, waar al het gerucht ging dat Leo gevangen genomen was door de Duitsers. Intussen was het 30 mei geworden en toen Leo vliegtuigen hoorde overvliegen ontlokte hem dat de kreet:”Wie, jit ’t die dinger hej ôch al?”

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *