De Oud-strijders

This post is also available in: Engels

Frans G. Verreck (Geboren op 7-8–1902 in St. Joris Winge bij Leuven. Overleden op 13–1–1984 te Rimburg. Gehuwd met M.J.H. Borghans)

Frans Verreck staande rechts in Zuid-Frankrijk

Frans Verreck wil genaturaliseerd worden tot Nederlander en kan hiervoor slechts medewerking krijgen van de Belgische regering als hij in België zijn dienstplicht vervuld heeft. Dat moet dan maar, want voor de toekomst van zijn kinderen acht hij die naturalisatie van het grootste belang. Zo vertrekt hij als 38 jarige op 29 februari 1940 naar Kontich bij Antwerpen om soldaat te worden bij de 2e compagnie van het 61ste infanterieregiment. Vanwege zijn leeftijd bombardeert men hem al na enige weken tot kok, wat betekent dat hij vrijgesteld is van zware oefeningen en exercities. In zijn zakboekje wordt genoteerd: ”spreekt en schrijft Nederlandsch en Duitsch; kan velo rijden”. Het lijkt een rustige gezapige diensttijd te worden, alleen vervelend omdat hij zo ver van huis is en zijn vrouw alleen moet laten opdraaien voor het gezin en de acht kinderen. Via aansporingen in zijn brieven probeert hij toch nog wat hulp te bieden. Dat er een oorlog kan komen lijkt hem onwaarschijnlijk. Zelfs op 9 mei 1940 schrijft hij nog: “Het gaat mij hier goed, d’r is niets van onrust te bespeuren. Toen wij Dinsdag in de bus zaten, naar Lanaken, toen werd er reeds verteld, dat in Nederland de verloven geschorst waren. Maak je daar maar niet te ongerust over vrouwke, want wanneer de toestand zo ernstig was, dan waren hier de verloven ook ingetrokken, hier is niets gebeurd, alles gaat zijnen gewonen gang…”

De bijzondere geschiktheid van Frans Verreck

Op 10 mei blijkt het toch anders te zijn. Na een korte paniek in de kazerne besluit de leiding dat de nauwelijks geoefende compagnie nog niet aan de oorlog zal deelnemen. Men zet de hele groep op de trein en vertrekt langs de kust naar het zuiden. Eerst tot Brugge, waar men wordt ingekwartierd op een kasteel met goed gevulde wijnkelders, waar iedereen ongelooflijk dronken en ziek wordt voordat de reis wordt voortgezet. Men reist verder richting Duinkerken, aan alle kanten omgeven door vluchtelingen, soms overvallen door Duitse vliegtuigen die erop los schieten. In Duinkerken komt men aan als de laatste boten naar Engeland vertrokken zijn. In veewagens gaat het verder via Parijs naar Nantes, waar men op een markt bij het station wat eten buit maakt (in de trein was er niets) en vervolgens naar Bordeaux. Hier mist men opnieuw de boot naar Engeland. Ze slaan hun tenten op in het stadje L’Isle Jourdain; een wereld vol oude mensen, die leven zonder verwachtingen in een sfeer van sprookjesachtige eenvoud. Binnen het regiment zijn de onderlinge verhoudingen zeer goed. Een vriend schrijft erover in een brief van 23 augustus 1940: “Uw man, die gedurende gansch zijn verblijf in Frankrijk keukenpiet is, gelastte mij U te schrijven dat hij het allerbest stelt. Hij vroeg mij dit te doen omdat hij niet wist of een brief van hem uit Frankrijk zou geraken. Tussen al die jonge gasten in, stond hij zoo als een vader. Wij hebben dikwijls deugd aan hem beleefd.” Verschrikkelijk is het dat er op geen enkele manier contact mogelijk is met de familie in Nederland; er zijn alleen geruchten en die spreken van ernstige verwoestingen in de Nederlandse grensstreek. Eerst in augustus lukt het via het Rode Kruis een levensteken naar Nederland te sturen. Het komt aan tegelijk met de eerste terugkerende Belgische soldaten, die Frans Verreck in Frankrijk hebben gezien.

Zelf wordt hij op 13 augustus gedemobiliseerd. Hij vertrekt naar Bordeaux en weet daar met behulp van de Belgische Consul een plaats te krijgen in een trein naar Noord-Frankrijk. In Lille gooien Frans en zijn maten hun wapens in de Seine. Met horten en stoten – met name het oversteken van de grote rivieren is zeer enerverend omdat er alleen maar noodbruggen zijn – bereiken ze Lanaken. Daar steekt Frans via de spanningsboog van de opgeblazen brug het Albertkanaal over. Hij loopt naar Maastricht waar hij de trein naar Heerlen neemt. Volkomen onverwacht verschijnt hij op een zaterdag eind augustus in Rimburg. Hij is de laatste Rimburgse soldaat die terugkeert uit de oorlog en heeft veel te vertellen; dagenlang zit het huis vol met mensen die komen luisteren naar de vele wederwaardigheden. De naturalisatie vindt overigens pas plaats in 1949, na heel wat heen en weer geschrijf met de bureaucraten van Brussel, die bewezen wilden zien dat Frans zijn Belgische dienstplicht heeft vervuld.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *